Op 22 januari 1945 schieten leden van de 'Sipo und SD' twintig mannen dood aan de Woudweg in Dokkum. Eén van de slachtoffers is landbouwer Ernst Meinsma uit Nes (West-Dongeradeel). Meinsma is één van de vele boeren in Friesland die in de laatste maanden van de oorlog op hun boerderij wapens verbergen voor het verzet. Op 8 december 1944 doen Duitse soldaten een inval op de boerderij van Meinsma en arresteren hem en zijn zoon Jan. Beide mannen komen in de Blokhuispoort in Leeuwarden terecht. Van daaruit smokkelt Ernst een aantal briefjes naar buiten waaruit blijkt dat hij zich grote zorgen maakt over zijn lot en dat van zijn zoon. Twee van zijn brieven zijn onlangs geschonken aan het Fries Verzetsmuseum.
De fusillade in Dokkum is de grootste fusillade geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog in Friesland. Een bloedig dieptepunt in de steeds hardere strijd tussen de Duitse bezetter en het verzet. Het gaat om een wraakactie: drie dagen eerder overvalt het verzet bij het dorp De Valom een SD-auto met daarin een belangrijke gevangene, in de hoop deze te bevrijden. Bij het vuurgevecht dat ontstaat komen een Duitse SD-er en zijn Belgische chauffeur om het leven. Artur Albrecht, SD-chef in Friesland, is furieus en wil volgens een getuige Dokkum 'van de kaart van Nederland laten verdwijnen'. Zijn meerderen van de SD-Dienststelle in Groningen geven hem hier echter geen toestemming voor. In plaats daarvan worden 20 gevangen uit gevangenissen in Friesland en Groningen gehaald en meegenomen naar een weiland aan de Woudweg in Dokkum. De burgemeester van de stad is zelfs van huis gehaald om toe te kijken. De mannen moeten op een rij gaan liggen in de sneeuw. In groepjes van vijf worden ze naar voren geroepen. Dan klinken er schoten. De lichamen van de slachtoffers moeten een etmaal blijven liggen in de sneeuw, als afschrikwekkend voorbeeld voor de bevolking.
Aan de Woudweg in Dokkum herinnert een monument aan het drama. Jaarlijks is er bij dit monument een kranslegging waarbij leerlingen van scholen in Dokkum worden betrokken.
Verschillende leden van het vuurpeloton worden na de oorlog berecht voor hun betrokkenheid bij de fusillade en krijgen de doodstraf. Zo ook Artur Albrecht. Hij wordt op 21 maart 1952 gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte. Het is het laatste doodvonnis dat in Nederland wordt voltrokken.
Jan Meinsma wordt in december 1944 getransporteerd naar een kamp in Duitsland, waar hij onder zware omstandigheden dwangarbeid moet uitvoeren. Hij overleeft de oorlog en keert na de bevrijding terug naar huis, naar zijn moeder.
Ernst Meinsma staat vermeld op het monument aan de Woudweg in Dokkum, en op het Verzetsmonument in het Fries Verzetsmuseum.
brief #1
lees hier de eerste brief van ernst meinsma
brief #2
lees hier de tweede brief van ernst meinsma
transcriptie van een van de brieven
Geachte Vriend(en)
‘k ben gisteravond zwaar mishandeld. Daarbij vonden ze jou brief die ik nog niet vernietigd had. O.a. staat daarin dat ik veel voor de goede zaak gedaan heb en mijzelf voor dezen heb opgeofferd. Dit is niet geheel juist. In feite heb ik voor de goede zaak niet veel gedaan. Alleen vele menschen gratis of tegen een gewone prijs aan eten enz. geholpen. Als ze eens bij je mochten komen om daarnaar te onderzoeken wilt ge hun dit dan zeggen?
Er is een zaak over wapens aan het licht gekomen. Een boerenknecht van Aalzum heeft dat verklapt. Ik ben daar zijdelings bij betrokken. ’t Zal mij het leven wel kosten. Bidt voor ons. Bidt voor ons. Zou de Heere ons nog genadig zijn.
Je vriend
E. Meinsma
Wees voorzichtig dat ze jou niet oppakken. Schrijf spoedig terug. ‘k vernietig je brief dan direct.